SV | Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth. |
WLC | לַמְנַצֵּ֥חַ אַל־תַּשְׁחֵ֗ת לְדָוִ֥ד מִכְתָּֽם׃ |
Trans. | lamənaṣṣēḥa ’al-tašəḥēṯ ləḏāwiḏ miḵətām: |
2 | A | Rechters spreken geen recht |
3 | B | De goddelozen handelen slecht |
4-6 | C | Beschrijving van de goddelozen |
7a | D | God breek hun tanden |
7b | D’ | God breek hun tanden |
8-10 | C’ | Vervloeking van de goddelozen |
11 | B’ | De rechtvaardigen wassen hun voeten in het bloed van de goddeloze |
12 | A’ | God zal rechtspreken |
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!